De Geschiedenis van Zuilen

1247


De plaats Zuilen dankt zijn naam aan het geslacht Van Zuilen, dat rond 1247 het gebied in handen kreeg. Oorspronkelijk heette de plaats Zwesen, en deze naam bleef voortleven in de Zweesereng. De familie kreeg het recht om aangrenzende moerassen te ontginnen.

1812

In 1812 werd de gemeente Oostwaard bij Zuilen gevoegd, en in 1815 werd dit officieel bevestigd.

1818

Het wapen van Zuilen werd op 10 juni 1818 erkend door de Hoge Raad van Adel en behoorde oorspronkelijk tot de Utrechtse gemeente Zuilen. Het wapen toont een rood schild met drie zilveren zuilen: twee bovenaan en één onderaan. Het is bekroond met een gouden kroon en wordt aan beide zijden vastgehouden door een wildeman. Het wapen is afgeleid van het wapen van de familie Van Zuylen, die in de middeleeuwen actief was in de regio rond Utrecht

1848

In 1810 werden Zuilen en Zweesereng samengevoegd en kregen een nieuw bestuur. Na de Franse tijd werd Zuilen een gemeente volgens de grondwet van 1848.

1913

In de vroege 20e eeuw vestigden zich grote metaalindustrieën zoals Demka en Werkspoor in Zuilen, wat leidde tot de ontwikkeling van de woonbuurten De Lessepsbuurt en Elinkwijk.

1935

Het Pastoor Schiltehuis, gefinancierd met de erfenis van pastoor Schilte, diende als poptempel en was centraal voor activiteiten zoals concerten, films, kindermissen, en vergaderingen. Het werd in 1935 ingezegend en in gebruik genomen, met de burgemeester van Zuilen aanwezig. Het huis was bedoeld voor parochieel leven en maatschappelijke opvoeding. Bij de opening spraken kerkelijke autoriteiten en de burgemeester, waarbij de verdiensten van pastoor Schilte werden geprezen voor zijn nalatenschap. De architect, aannemers, en anderen werden verwelkomd. De burgemeester benadrukte het belang van het gebouw voor de gehele gemeente, vooral voor jeugdontwikkeling. De exploitatie-commissie en St.-Joseph spraken ook. Genodigden kregen een rondleiding, en er was een officiële openingsvoorstelling gepland. Het huis brandde echter af in 1979.

1923

Lijn 3 verzorgde de verbinding met de Amsterdamsestraatweg, die in 1923 werd uitgebreid naar Zuilen en aan de andere zijde naar de Adriaen van Ostadelaan.
Op 15 januari 1939 maakte de laatste Gemeentetram zijn rit.

1940

Op 21 oktober 1940 werden de laatste sporen van de gemeentetram op de Amsterdamsestraatweg verwijderd of bedekt met asfalt. Enkele overblijfselen, zoals een wachthokje op het Ledig Erf, herinneren nog aan de tramactiviteiten.

1954

Bij de rotonde van de Burgemeester Norbruislaan, J.M. de Muinck Keizerlaan en Prins Bernhardlaan staat sinds 1954 een monument ter herdenking van de herindeling. Tot 2011 stond daarop de tekst

Zuilen 750-1953
als gemeente opgeheven
als gemeenschap gebleven’.

Tijdens de herinrichting van het Prins Bernhardplein in 2012 is de tekst aangepast.

Zuilen 750-1953
als gemeente opgeheven
als gemeenschap toch

gebleven!’.

Het gemeentebestuur van Utrecht had in 1954 bezwaar tegen het gebruik van het woord ‘toch‘. Op 1 januari 2011 vond er een nieuwe gemeentelijke herindeling plaats, waarbij de gemeente Maarssen werd samengevoegd met de gemeente Utrecht

Opschrift vanaf 1954 tot 2011

1965

in 1965 volgden de Zuilense retroacta van de Burgerlijke Stand. Na de ingebruikname van het nieuwe gebouw aan de Alexander Numankade in 1968 werden de resterende archivalia overgedragen aan de gemeentearchivaris. De inventaris omvat archieven van gerechten en de gemeente Zuilen, variërend van 1611 tot 1953, evenals het archief van de Gemeenschapsraad voor Zuilen van 1954-1964.

1977

De Sint-Ludgeruskerk, ook bekend als de ‘Dom van Zuilen’, was een imposante neogotische kerk ontworpen door Wolter te Riele en gelegen aan de Amsterdamsestraatweg 575. Op 4 juli 1923 legde men de eerste steen, en op maandag 11 augustus 1924 werd de kerk plechtig ingewijd door de toenmalige aartsbisschop van Utrecht, Mgr. van de Wetering. Vanwege een aanzienlijke afname in het kerkbezoek werd het gebouw in 1977 afgebroken.

1985

De ordening van stukken na 1925 volgde grotendeels de Basis Archiefcode, hoewel er afwijkingen waren voor duidelijkheid. Een aparte vermelding betreft de ordening van stukken over gemeentelijke belastingen, die geconcentreerd werden in de inventaris. Vernietiging van irrelevante stukken werd uitgevoerd volgens richtlijnen, waarbij minder werd vernietigd dan strikt genomen toegestaan. Het archief, nu ongeveer 97 meter lang, is afgesloten met toegangen op objectdossiers, lijsten van burgemeesters en wethouders, bevolkingsgrafieken, concordanslijsten, en een index op trefwoorden en namen. De dank gaat uit naar collega’s voor hun bijdragen en ondersteuning in dit archiveringsproces, dat op 5 december 1985 werd afgerond door J.A.C. Mathijssen